WAT IS DÌT?

BFNLBFNL Columns, Then There Was Music

Het voorlaatste nummer van kant drie wekte mijn nieuwsgierigheid, puur op basis van de titel. Deze had iets raadselachtigs en met een dergelijke titel moest het wel een heel mooi nummer zijn. Maar helaas; ik zou nog een nachtje geduld moeten hebben voordat ik de muziek achter de titel zou leren kennen. Ik had deze song als eerste kunnen beluisteren, maar ik vond dat een kennismaking gebonden moest zijn aan de volgorde die The Beatles en George Martin hadden bepaald. 

Het album waar dit nummer op staat heb ik bij Demoed in Enschede gekocht nadat ik uren op het Conservatorium had rondgehangen in het kader van een open dag. Hier hadden ze heuse luistercabines en echt alles van The Beatles. Het was bij hen ook geen probleem om een lp-kant helemaal te beluisteren; de naald werd niet elke halve minuut naar het volgende nummer getild. Ik heb een groot deel van kant twee in hun cabine voor het eerst gehoord.

The White Album had ik tot op dat moment nog nooit ‘in levenden lijve’ gezien. De wat crème-achtig-witte hoes (met name bij de eerste persingen was de hoes niet altijd echt wit) vond ik van een fascinerende schoonheid wat gek is, gezien het feit dat het een kleurloos vlak betreft met ‘The Beatles’ erop gestanst in reliëfdruk (ook nog eens een beetje scheef) en soms een zwart nummer. Het is eigenlijk niets en toch ongelooflijk mooi. Dat vond ik die avond in Enschede dus ook, mede omdat de winkelverlichting zorgde voor mooie gelige lichtvlekken op de glanzende hoes.

’s Avonds laat thuisgekomen, na het onvermijdelijke oponthoud van een maaltijd, kon ik eindelijk de naald op kant A laten zakken en na de vertrouwde klanken van ‘Back in….’ volgden twee onbekende songs; Dear Prudence en Glass Onion. Dear Prudence is Lennons eerste uitstapje in een manier van gitaarspelen die hij in India had afgekeken van Donovan. Een prachtig nummer met een heerlijke baspartij, beginnend met een soort verkapte tweestemmigheid waarbij een bovenstem richting een orgelpunt op D loopt in een lager octaaf, daarbij na het bereiken van de kwint en de sprong terug naar het octaaf het geheel een aantal keren herhalend. In het tweede deel volgt een even zo fraaie extra gitaarpartij vanaf het ‘look around’. Na Obladi Oblada kwam het eerste ‘wat is dit?’-moment in de vorm van Wild Honey Pie. Kwam dat later niet nog een keer? De hoes afspeurend zag ik als tweede song van kant vier Honey Pie staan. Muzikaal bleek er, merkte ik later, geen relatie te zijn. Voor mij is het heen en weer van stijlen, of zo je wilt de veelzijdigheid één van de meest fascinerende dingen aan dit album. Om een krant uit die tijd te citeren: you’re never more than two songs away from something completely different.

Kant twee kon ik nog net horen voor ik de ogen echt niet meer open kon houden. Wat een geweldige plaatkant; het is voor mij nog steeds één van de mooiste kanten in alles wat The Beatles hebben gemaakt. Martha My Dear met een aanstekelijke pianopartij en een prachtig arrangement waar strijkers, koperblazers en een gitaar vechten om aandacht naast de piano. Het mooie moment ook, waarop een trompet een gebroken Fmaj7-akkoord speelt en heel even die septiem raakt. Nog meer moois: de dubbele bridge in F/dm waarbij de tweede ronde door G in plaats van Gm-akkoorden te gebruiken wat verder verwijderd lijkt van F. I’m So Tired met de heerlijke mix van luiheid en agressie in de beide contrasterende delen, gevolgd door Blackbird; het hield niet op. Het is allesbehalve de perfecte plaatkant, maar het begin en einde (Why Don’t We…, I Will en Julia) zijn echt geweldig. Why Don’t We met name vanwege de vocale uitvoering. Ook heb ik een zwak voor Piggies en Rocky Raccoon met respectievelijk een belangrijke rol voor het klavecimbel en een ‘saloon’-piano. Rocky is gebouwd op niet meer dan een vierakkoordenschema, maar het arrangement maakt het interessant, de solo is ook niet gek en het verhaaltje is erg leuk; een heel vage vooraankondiging van een deel uit een min of meer vergelijkbaar verhaaltje van Dylan op Blood On The Tracks.

De volgende ochtend was ik al op tijd wakker en hoewel het eigenlijk nog veel te vroeg was om naar muziek te luisteren, heb ik toch direct de tweede lp op de draaitafel gelegd. Dat bleek wel even andere koek te zijn; heel wat steviger werk op kant drie met o.a. een song met een titel die meer op een compleet eerste hoofdstuk uit een boek leek dan op een songtitel: Everybody’s Got Something To Hide Except Me And My Monkey en toen eindelijk: Helter Skelter; nu kwam het. Hier moest ik maar eens goed voor gaan zitten. Onmiddellijk bleek dat het volume van de hoofdtelefoon niet helemaal prettig stond afgesteld; dat kon wel een beetje minder. Verder had ik me hier iets anders van voorgesteld; wat een herrie. Na een paar minuten was het gelukkig voorbij. Verdorie; na de fade-out kwam het terug. Nou: nu zal het toch wel genoeg geweest zijn? Nee hoor: nog een ronde en nog een ronde. Ringo had blaren op zijn vingers en ik had ze inmiddels wel in mijn oren.

Na deze song volgde de rust van Long Long Long, maar na de aanvankelijke ontspanning ontspoorde ook dat nummer, nu in het rammelen van een fles op een leslie-box, het geluid van een microfoon langs gitaarsnaren en een galmende George. Nog meer: moet dat nu?

De extra gitaar die met een glissando invalt tijdens de refreintjes is een opvallend dingetje en de manier waarop McCartney de zin ‘you may be a lover but you ain’t no dancer’ telkens anders zingt qua timing is echt super.

Inmiddels waardeer ik Helter Skelter om meerdere redenen. De dalende lijn van het begin in de gitaren tegen de daar eveneens liggende E en tegen de zanglijn die ook veel op een enkele noot hangt, werkt erg goed. De extra gitaar die met een glissando invalt tijdens de refreintjes is een opvallend dingetje en de manier waarop McCartney de zin ‘you may be a lover but you ain’t no dancer’ telkens anders zingt qua timing is echt super. Ook niet onbelangrijk: het is natuurlijk één van de eerste, zo niet dé eerste cHard Rock-song. Paul schreef dit nummer, omdat hij Pete Townshend had horen zeggen dat The Who met I Can See For Miles zo’n ruig nummer hadden gemaakt:’the loudest, rawest, dirtiest song ever recorded’, volgens Pete. McCartney dacht dat hij dat beter zou kunnen en ik denk dat je kunt stellen dat Helter Skelter ‘For Miles’ nog amper in de achteruitkijkspiegel kan zien.

The White Album is wat mij betreft het met afstand mooiste (of misschien beter; het beste) album ooit gemaakt. Ik zou graag de schok van de eerste kennismaking willen herbeleven. Als artistieke uitingen niet alleen schoonheid moeten voortbrengen, maar ook moeten confronteren en schokkeren, dan is dit album daar meer dan in geslaagd. Nog lang na het voor de laatste keer de naald van de plaat halen bleef een onbehaaglijk ‘wat is dit nu eigenlijk’-gevoel hangen en ik moet bekennen dat ik de eerste tijd wel iets heb moeten overwinnen om me aan een hernieuwde luisterpoging te wagen, maar al snel veranderde ‘wat is dit?’ in ‘Wat is dìt geweldig!’

– Ton Steintjes –